De Bruiloft

Hij deed de deur van het gebouwtje open en stapte naar binnen, de garderobe in. Hij veegde zijn voeten en ritste zijn jas los. Een vrouw kwam uit een deur met het bordje toilet, knikte naar hem en opende een andere deur. Het geluid van druk praten en gerinkel van kopjes en glazen, dat hij al gedempt gehoord had, werd sterker en een paar tellen later weer gedempt toen de vrouw binnen was. Hij hing zijn jas op, en alsof dat een signaal was, begon tegelijkertijd de muziek. Een vrouw begon te zingen en toen hij de zaal binnenkwam, zag hij haar, en ook de bandleden. De zangeres had lang krullend blond haar en droeg een rode jurk. De bandleden droegen witte kostuums. De basgitarist was een slanke man met donker haar en een fijn getekend gezicht, de andere man was blond met een bezweet hoofd en speelde keyboard.

De zaal hing vol met kleurige lampions die een schemerig licht verspreidden, een serveerster ging rond met gebak.

Hij zag zijn broer in donkergrijs pak en zijn schoonzus in haar witte trouwjurk bij de cadeautjestafel staan.

Ja, dacht hij bevreemd, ze was nu zijn schoonzus.

‘Hé Thomas, toch nog gekomen?’ riep een jongeman vlakbij.

‘Je hebt heel wat gemist, Thomas!’ riep een andere.

Ze waren keurig in pak en met stropdas.

Hij forceerde een glimlach en zweeg.

‘Fijn dat je er bent, Thomas’, zei een vrouw in mantelpakje en keek hem vriendelijk aan. Haar houding had iets dwingends, als van een leidinggevende. Haar blik gleed naar beneden, van zijn Feyenoord-shirt naar zijn vale spijkerbroek met gaten op de knieën en zijn witte gympen. Ze liep snel verder.

‘Fijn dat u er ook bent, tante Marieke’, mompelde hij.

De rij voor het bruidspaar was nog lang en hij haalde eerst koffie.

Terwijl hij met zijn kopje langs de mensen liep die stonden te praten, keek een vrouw afkeurend naar hem. Hij wendde zijn blik af.

Hij ging niet aan een van de tafeltjes zitten, maar vond een plek bij het raam. Buiten was het donker, er was niets te onderscheiden. Hij hing tegen de vensterbank en keek de zaal in, waar druk gepraat werd. Aan een tafeltje vlakbij het bruidspaar zag hij zijn ouders. Ze keken naar hem en hij stak zijn hand op. Zijn vader draaide met een boze blik zijn hoofd af. Zijn moeder werd rood en keek ontdaan. Terwijl ze haar tasje pakte en daar met bevende hand iets in ging zoeken, stond naast haar zijn oom op. De man droeg een blauw pak met een feestelijk strikje en bruine schoenen. Met vastberaden tred kwam hij op Thomas af.

Thomas nam een slok van zijn koffie. Oom Edwin stak zijn hand uit en hij schudde die.

‘Thomas, goed je te zien!’ zei hij met zijn vlotte manier van doen. Hij pauzeerde even.

‘Kijk’, zei hij, ‘ik draag je geen kwaad hart toe, maar je ouders zijn erg van slag door het feit dat je hier plotseling bent, en dan ook nog zo… onaangepast. Je had je iets netter kunnen kleden op zijn minst. Nu zullen ze opnieuw het gevoel krijgen dat je hen niet belangrijk vindt.’

Thomas haalde zijn schouders op.

‘Ik ben hier voor Martijn en Romy.’ Hij keek naar het bruidspaar. ‘Ik blijf niet lang’, zei hij, ‘ik feliciteer ze alleen maar even en dan ga ik weer.’

‘Ga nou even naar huis, je woont vlakbij, en kleed je wat netter, kom dan terug en blijf de hele avond. Dat is toch prettiger voor iedereen, en dan hebben je ouders ook het gevoel dat je ze ziet staan.’

Thomas dronk zijn kopje leeg. ‘Ik heb geen tijd’, zei hij.

‘Onzin…’ begon oom Edwin, maar Thomas negeerde hem en ging langs hem heen richting de rij, die nu kleiner geworden was.

‘Gefeliciteerd Romy’, zei hij en hij overhandigde een kleurige envelop. De mensen die vlakbij stonden, konden horen dat het hem moeite kostte de woorden uit te spreken. Hij leek eerder droevig dan blij.

Romy keek hem niet echt aan, toen ze hem bedankte.

Hij aarzelde even en zei toen nog: ‘Ik hoop dat je gelukkig wordt.’ Daarna liep hij een pas verder en gaf hij zijn broer een hand. ‘Gefeliciteerd, grote broer.’

‘Thomas! Je hebt je erop gekleed, zie ik!’

‘That’s me.’

Martijn ging over op gedempte toon: ‘Je laat onze familie een figuur slaan, zoals altijd. Was maar weggebleven.’

Thomas wierp kort een blik op Romy, die verontrust keek.

‘Als het uiterlijk maar klopt en de kas gevuld is’, zei hij smalend. Hij boog dichter naar Martijn toe en zei zachtjes: ‘Eerst heb je haar van mij afgepakt met veel cadeaus en mooie woorden . Toen ik boos werd, heb je pa en ma verteld dat ik dingen zie die er niet zijn. Dat ik het leuk vind om scènes te maken, dat ik overspannen ben en hulp nodig heb. Ze geloven je, omdat je netjes en beleefd en succesvol bent. Wees maar trots op jezelf, gewiekste jongen!’

Plaats een reactie