Mevrouw Van Zanten bij de kapper

Ze stond aarzelend voor de deur van de kapperszaak. Dat haar eigen kapper net nu met vakantie was. Uitstellen ging niet meer, vanavond gingen ze kaarten bij de familie Den Hertog. Hij zat in de Tweede Kamer, zij was arts, ze hadden een villa in het park. Ze kon daar niet als een zwerver aankomen. Maar haar eigen kapper zou toch prettiger geweest zijn. Ze knoopte haar grijze vestje nog wat verder dicht. Er kwam een man naar buiten en het licht, dat op oranje had gestaan, sprong op groen. Geen wachttijd, maar nog aarzelde ze. Ze keek door de ruit. Ze zag een van de kapsters naar een schap lopen, een spuitbus pakken en weer weg gaan. Het leek een gewone vrouw, zoals de moeders bij de school van haar kleinkinderen. Ze haalde diep adem, deed de deur open en stapte naar binnen.

Het geluid van een radio kwam haar tegemoet, samen met gezoem van föhns, geruis van water en flarden van gesprekken. Een andere kapster, met blond bobkapsel, vroeg vriendelijk of ze haar jas kon aannemen en wees haar een stoel. Er zou zo iemand bij haar komen.

Terwijl ze wachtte, bekeek ze zichzelf in de spiegel. Haar krullen waren te wild geworden, ze leek wel een jong meisje. Er moest flink wat af, dan zat het vanavond netjes strak. Achter haar spiegelbeeld zag ze iets kleurigs verschijnen. Het was een jongeman met onder zijn rode kappersblouse een knalgroene broek. Hij had lichtblond haar met paarse, lange kuiven die stijf stonden van de spray en alle kanten op wezen. Door zijn neus en in zijn lip zat een ring, door zijn linker oor wel drie. Wie weet waar hij nog meer ringen heeft zitten, dacht ze even, en dwong zichzelf meteen aandachtig naar de modellen aan de muur te kijken.

Tot haar schrik kwam hij naar haar toe. Ze keek even vlug om zich heen, maar zag geen andere kappers die vrij waren. Ze zat als een rat in de val.

‘Goedemorgen, wat kan ik voor u doen?’

‘Knippen’, zei ze stug.

‘Wilt u het eerst nog gewassen hebben?’

‘Nee, dat hoeft niet.’

Hij pakte een waterspuit en begon haar haar nat te maken.

‘Hoe gaat het met u?’ vroeg hij vriendelijk.

Zijn prettige houding verraste haar. Blijkbaar waren er ook aardige wilden.

‘Goed, dank je wel.’ Ze vertelde wat ze vanavond ging doen, over de mooie villawijk waar de familie Den Hertog woonde. Zo ruim opgezet en met grote tuinen.

‘Ja, dat is wel wat anders dan een gewoon rijtjeshuis’, zei de kleurige wilde kapper. Dus hij woont ook in een rijtjeshuis, dacht ze. Ja, de meeste mensen waarschijnlijk.

‘Wij hebben natuurlijk ook wel een mooie tuin’, ging ze verder, ‘maar bij ons woont toch wel een ander slag mensen dan daar. Iedereen is daar keurig, men houdt rekening met elkaar.’

‘Wie houdt er dan geen rekening met u?’ vroeg de jonge kapper belangstellend. Hij pakte een schaar en begon te knippen.

‘Nou, ja, de buren hebben een hoge boom, die neemt veel zon weg. We hebben al heel vaak gevraagd of ze die eens willen snoeien, maar het gebeurt nooit.’

Ze zag in de spiegel dat de kapper heel even glimlachte, daarna meteen serieus keek. Alsof even tot hem door had moeten dringen hoe vervelend zo’n situatie kon zijn. Maar nu zei hij: “Sommige buren kunnen heel egoïstisch zijn.”

Aangemoedigd ging ze verder. ‘We zitten ook vaak in de sigarettenrook, want ze roken allebei. Bah, dat vind ik zo vies. Rook jij?’

‘Nee, ik niet.’

‘Als je nu nog rookt ben je echt dom, nu bekend is hoe ongezond het is.’

‘Ja, dat vind ik ook.’

‘Het zijn sowieso een beetje rare mensen. Ze hebben zo’n lange zwarte auto, net een begrafenisauto.’

Hij keek geamuseerd.

‘En hun kinderen hebben rare namen’, ging ze verder. ‘Hun dochter heet Aurora en hun zoon George. Wie noemt zijn kinderen nu Aurora en George? George was ook nog eens een lastig ventje. Als kind maakte hij altijd ruzie met onze Linda. Zij wilde hem alleen maar dingen leren, onze dochter had veel belangstelling voor kleine kinderen. Maar dankbaar was hij nooit. En later was hij zo’n opgeschoten slungel met spillebenen die je nooit aankeek. En altijd een capuchon op. Hij droeg niks anders dan zo’n sweatshirt met een capuchon.’

‘Een hoodie.’

‘Ja. En altijd een radio aan. Tijdens het folders rondbrengen, op de fiets, en natuurlijk ook in de tuin. De hele buurt had er last van. Gelukkig is hij nu het huis uit.’

‘Opgeruimd staat netjes!’ lachte de jongeman.

Hij hield een spiegel achter haar en vroeg of het naar de zin was. Daarna haalde hij de kapmantel van haar af en ze stond op en pakte haar tas.

De kapster die ze al eerder gezien had kwam naar hen toe.

‘George, ik reken wel even af, dan kun jij…’

Ze voelde dat ze verstijfde.

De jongeman met de paarse kuiven glimlachte naar haar.

‘Dag mevrouw van Zanten, doe de groeten aan Anne en Linda!’

Plaats een reactie