De koffer

Ik kwam haar tegen op een zonnig terras in de binnenstad van Amsterdam. Het was koffietijd en ik had mijzelf op iets lekkers getrakteerd na het winkelen. Ik zat eigenlijk krap, maar er kwam weer een feestje aan. En wie wil schitteren en stralen, moet goede kleding hebben! Dat geld komt wel, dacht ik, terwijl ik een selfie maakte met mijn gevulde tassen.

Toen ik mijn rekening betaald had met mijn laatste kleingeld, schoof ze aan.

Ze zag eruit als een zakenvrouw; mantelpakje, mascara, goed verzorgde nagels. Ze stelde zich voor als de CEO van het bedrijf Message Security Solutions en gaf mij een kaartje met haar naam en contactgegevens.

Ze was het rustige, besliste type. Prettig gezicht. Iemand waarvan je verwacht dat die je helpt als je in nood zit, je kalmeert en een oplossing bedenkt. Ze vertelde dat ze eigenlijk op weg was naar haar moeder in Parijs, ze had beloofd te komen en een koffer met belangrijke fotoboeken mee te brengen. Maar vijf minuten geleden had ze een telefoontje gekregen dat ze vanmiddag naar een belangrijke zakelijke afspraak moest hier in de stad. En nu zat ze met een probleem. Die fotoalbums had haar moeder vanavond nodig, omdat ze een bekende schrijver op bezoek kreeg, die over haar Indische verleden wilde schrijven. Ze noemde de naam van de voor mij onbekende Franse schrijver. Haar moeder voelde zich enorm vereerd dat die drukbezette man tijd voor haar vrijmaakte. En, ging de prettige zakenvrouw verder, het was ook zo fijn dat iemand zich voor haar moeders verleden interesseerde en het wilde vastleggen nu haar geheugen nog goed was.
Maar nu was die hele belangrijke afspraak ertussen gekomen, ze baalde ervan zei ze, maar als eigenaar van het bedrijf kon ze hier niet omheen.

‘Heb jij vrij vandaag? Wil je wat van Parijs zien? Als jij de koffer naar mijn moeder brengt, krijg je mijn treinticket en wat geld om leuke dingen te doen.’

Ja, dacht ik, zo iemand kan zich dat veroorloven.
En ik had weer geluk! Ik had altijd geluk.

De koffer is zacht roze met een zwarte rits. Klein. Hij staat op de stoel naast me in de zoemende trein, terwijl aan de andere kant het zonnige polderlandschap voorbij vliegt.

‘Het enige wat je moet doen is de koffer niet verliezen’, zei de vrouw. ‘De fotoboeken zijn uniek en onvervangbaar.’

Het adres van de moeder zit in mijn zak, en ik heb wat geld gekregen. Ik krijg meer als ik de koffer heb afgeleverd.
Het is gul, en het komt heel goed uit. Winkelen is een dure hobby.
Ik hoef niets te doen, denk ik tevreden, alleen de koffer niet verliezen. Easy peasy. Op mijn telefoon zoek ik bij Parijs naar leuke uitjes, en ik verheug me op foto’s voor Insta. Schitteren en stralen in Parijs, nog beter! Terwijl de trein het Hollands Diep oversteekt, en ik naar de zeilboten kijk, zak ik relaxed onderuit en droom van een toekomst als fotomodel.

In Antwerpen wil er een man naast mij zitten. Hij biedt aan de koffer in het bagagerek te leggen.

‘Hij is zwaar!’ zegt hij verbaasd.

Ik vertel hem het verhaal van mijn geluk vandaag. Hoe ik flink geld verdien met een simpel klusje en nog Parijs kan zien ook.

‘En gij gelooft dat allemaal? Straks is er controle bij de Franse grens, en dan bevat die koffer misschien wel drugs. Dan gaat ge jarenlang de gevangenis in!’

‘Controle? We blijven toch binnen de EU?’ vraag ik, terwijl ik uit mijn ooghoek een man aan de overkant van het gangpad naar ons zie kijken. Zou de hele coupé dit horen? Straks gaat nog iemand de politie bellen.

‘En wat dan nog’, ga ik verder, ‘er zitten fotoalbums in!’

Toch begin ik nu een beetje te wiebelen. De gevangenis past niet in mijn glorieuze toekomstvisie.

Ik zit niet meer zo ontspannen op mijn telefoon te scrollen, nu de gedachten aan het leuke Parijs afwisselen met die aan de Franse douane. En als er even later een app binnenkomt van de zakenvrouw die zegt dat ik de koffer op Gare du Nord kan afgeven aan een man in een donkerblauwe lange jas die Malo heet – dat is handiger voor jou – begin ik me voor het eerst echt af te vragen of er wel een moeder met een Indisch verleden is.

In Brussel stapt mijn Antwerpse buurman uit en pak ik de koffer weer uit het rek. Want ik kan natuurlijk gewoon even kijken wat erin zit, al is dat niet netjes. Maar de koffer zit op slot en ik staar naar de cijfertjes, die alle drie op nul staan. Dit is verdacht… maar ook weer niet. Als er een moeder is, zal die de code wel hebben.

Op dat moment gaat er een vrouw naast me zitten.

‘Code vergeten?’ vraagt ze vriendelijk.

Ik voel me betrapt, ik kan moeilijk zeggen dat ik even wou kijken of er geen drugs in zit.

‘Eh, nee, eh, ik wilde… het komt later wel’, stamel ik.
Nu denkt ze vast dat ik die koffer gestolen heb, en dan zijn we nog verder van huis. Dus terwijl de trein het station uitrijdt, vertel ik toch maar weer mijn geluksdag-verhaal.
‘Het enige wat ik moet doen is de koffer niet verliezen’, zeg ik trots, weer helemaal gerustgesteld door mijn eigen verhaal.

De vrouw kijkt me kritisch aan.
‘Ik zou maar uitkijken. Misschien zitten er wel wapens in! Er is een terrorismenetwerk in Frankrijk, daar gaat van alles heen.’

Zij ook al. Waarom laten mensen mij niet gewoon genieten van mijn uitje naar Parijs?
Maar hoe graag ik ook wil blijven geloven dat er onvervangbare fotoalbums in de koffer zitten, dat ik makkelijk geld verdien en ook nog iets heel nuttigs doe voor een oude mevrouw, mijn maag begint op te spelen.

Wat als deze mensen gelijk hebben?

Ik heb de adresgegevens van de zakenvrouw, die zo prettig overkwam, in mijn zak. Maar hoe langer ik erover nadenk, hoe sneller de cadans van de treinwielen over de rails weer wordt, en hoe meer huizen en bedrijventerreinen ik voorbij zie schieten, hoe logischer het lijkt dat die adresgegevens nep zijn. Message Security Solutions. Ik ben er gewoon met open ogen ingetrapt.
Ik staar naar buiten, de laatste bebouwing van de Brusselse agglomeratie vliegt voorbij. Er is geen stop meer voor Parijs en de Franse douane nadert. Mijn keel voelt dik, de mooie roze koffer met zwarte rits, in het bagagerek boven me, voelt als een strop om mijn nek.
Ik zie dat de vrouw naast me ook naar de koffer kijkt.

‘Het zou zelfs een bom kunnen zijn’, zegt ze nadenkend, ‘je weet maar nooit.’

‘Une bombe!’ schreeuwt plotseling de man aan de overkant van het gangpad. Hij staat op en vliegt, zijn jas grijpend, zijn stoel uit en de coupee uit. ‘Une bombe! Au secours! Une bombe!’ horen ze hem achter de deur nog roepen.

Nu ontstaat er geroezemoes en beginnen sommige mensen op te staan en hun spullen te pakken. ‘Het zekere voor het onzekere nemen’, hoor ik een jonge vrouw zeggen die door het gangpad loopt. Er staan meer mensen op en beginnen te lopen, nog meer, te veel tegelijk, ze duwen en stoten tegen elkaar en beginnen te roepen en te vloeken. Een bom! Weg hier! Une bombe! Dépêchez-vous!

Als laatste staat ook de vrouw naast me op. Ze twijfelt, kijkt nog even naar mij en de koffer, alsof ze nog moet beslissen of er nou echt een probleem is of niet, maar dan sluit ze toch aan in de rij en begint ook te duwen en ‘opschieten!’ te roepen.

Ik blijf alleen achter in de coupé. Ik hoor de mensen op het balkon nog vloeken en er is zelfs glasgerinkel. Daarna sterven de geluiden weg.

Het is natuurlijk onzin, maar toch denk ik aan die film van laatst, waarin er ineens een bom ontplofte op een markt. Die zat in een tas die iemand had achtergelaten. Ik begin te trillen. De koffer ligt stil en schijnbaar onschuldig in het bagagerek. Het zekere voor het onzekere nemen, gaat er door mij heen. Wat als het echt een bom is. Ik wil niet dood!
Onzin, probeert de vrolijke stem in mij nog. De koffer niet verliezen, het geld verdienen. Schulden afbetalen, leuke dag in Parijs, nog meer mooie kleding. Een massa likes op Instagram!
Maar de overtuiging is weg. Andere woorden marcheren door mijn hoofd en nemen de zaak over: de Franse douane, drugs, gevangenis, wapens, bom!

Ik zie mijn ledematen door de lucht vliegen en word misselijk. Ik sta op en ren naar het lege balkon. Daar is zuurstof, het raam in de deur is kapot. Ik probeer diep adem te halen, maar het lukt niet, het blijft bij wat onbeholpen happen, terwijl mijn borstkas vastgesnoerd lijkt. Ik denk weer aan de film met de afschuwelijke ontploffing op die markt, het gegil en geschreeuw en het bloed en de ravage. Ik hou me met één hand vast aan de deurstang, de andere duwt tegen mijn buik. Hijgend probeer ik me te concentreren op de zonnige akkers buiten. Er zijn rijen bomen, een boerderij, en in de verte zie ik een dorpje. Er rijdt een vrachtwagen. Het dringt nu tot me door dat de trein niet hard rijdt, en ik zie dat er een grote bocht aan komt. Het spoor loopt daar om een meertje heen. Ik neem een besluit. Ik ren terug, haal de koffer en hou hem bij het kapotte raam. Zodra ik het glinsterende water zie, duw ik de koffer zo hard mogelijk naar buiten.

Er komt geen klap van een ontploffing. Ik zie nog net dat de koffer naar beneden rolt richting het water, aan de oever tegen een steen komt en open springt. Er vallen twee oude fotoalbums uit, en even zie ik bladzijden met gekartelde zwart-wit foto’s oplichten in de zon voordat het water zich boven hen sluit.

2 gedachtes over “De koffer

Geef een reactie op Ronald Puma Reactie annuleren